Als ik nog één keer op een kleddernatte badmat moet staan, ga ik gillen! Ik zal eruit hebben gezien als een vogelverschrikker na een windhoos toen ik in mijn handdoek de badkamer kwam uitgestampt. Stomend, niet alleen van het hete water, maar vooral van woede. Ik was het zat, he-le-maal zat! Broodzakken open op het aanrecht, boter buiten de koelkast, legio lege flessen onder de tafel, rugzakken midden in het gangpad, lege dozen van pakketten overal en nergens, playstationcontrollers op de bank (altijd op míjn plek), kopjes en bordjes op de leuning, vuile was náást de wasmand en dan die wcbril…. die eeuwig verdomde wcbril die altijd omhoog staat. AAAAARRRRGH!
Wie herkent dit niet? De enkele verlichte ziel daargelaten, onderscheid ik twee categorieën van mensen: óf je ergert je net als ik alle kleuren van de regenboog aan dit soort onverschillige luiheid, óf je denkt ‘Mens, zeik niet zo, waarom doe je zo moeilijk!’
Ja, waarom eigenlijk? Neem nou die wc-bril. De één zet ‘m omhoog om te plassen, de volgende doet ‘m naar beneden om zittend te toiletteren en de volgende verticale plasser zet ‘m weer omhoog… enzovoort en zo verder. Prima systeem toch? Waarom zou de ene toiletgebruiker twee handelingen moeten uitvoeren – de bril eerst omhoog, dan weer omlaag – zodat de andere meteen kan gaan zitten?
Onbeschoft prinsessengedrag
Als je googelt op ‘wcbril omhoog of omlaag’ – wat ik meermalen heb gedaan als ik me weer eens vertwijfeld afvroeg of ik nou zo onredelijk was of niet – dan stuit je vrijwel meteen op verhitte discussies. De een vindt het onbeschoft, vies en asociaal als een voorgaande toiletbezoeker de bril omhoog heeft laten staan, de ander noemt het ‘prinsessengedrag’ om de bril altijd in neerwaartse stand te wensen. (Voor die laatste groep heb ik overigens een vraag: laten jullie ook je gulp open na het plassen, aangezien deze bij een volgende toiletbezoek toch ook weer omlaag moet…?)
Ik heb mezelf lang voorgehouden dat het mij niet zoveel kon schelen, wat maakt het ook uit? Maar inmiddels doet de aanblik van de onderzijde van een wcbril mijn bloed koken en moet ik dus bekennen: het kan mij wel wat schelen. Heel erg veel zelfs.
Wat steekt hier nu achter? Ik denk dat ik namens vele gefrustreerden kan spreken als ik zeg dat het niet om de wcbril in het bijzonder of de zooi in het algemeen gaat. Althans, niet echt. Ja ik hou van orde en regels, maar bij wie bij mij thuis komt, zal dat wellicht nogal verbazen. Ik ben zelf een enorme rommelpot, met bergen boeken en papieren overal en vieze vaat opgestapeld op het aanrecht. Maar… dat is míjn rommel. Na 5 jaar single te zijn geweest heb ik zo mijn eigen routines, regels en gewoonten ontwikkeld. Je zou het als buitenstaander niet zeggen, maar in mijn eigen zooi zie ik een zekere orde. Mijn eigen bende stoort me dus niet of in ieder geval veel minder. In wanorde op zichzelf ligt dus niet het probleem. Samenwonen betekende voor mij echter dat de zooi van een ander als een meteorenstorm mijn privé-universum binnendrong en voor grote chaos zorgde in mijn systeem. En dát bracht mij danig uit mijn evenwicht.
Ik merk dat ik uit balans als ik al mopperend en slaand met de deurtjes de pannen en deksels reorganiseer in de keukenkast. Als ik de vuile was die naast de mand ligt, woest in de mand smijt (en jammer dan als je nog spullen in je broekzak hebt zitten). Als ik kwaad het kuipje boter in de koelkast mieter en de deur met een klap dichtkwak. ‘Zoveel is dat toch niet gevraagd! Moet ik hier dan àlles doen?!’
Ha, daar hebben ‘m, het onderliggende probleem van zovele frustraties en ergernissen: op die momenten dat ik woest word van kleine dingen, voel ik me niet gezien en gewaardeerd. Ik zie niet een broodzak die uit verstrooidheid niet is dichtgeknoopt, maar een daad van onverschilligheid gericht op mij. Een stille boodschap die mij zegt dat mijn behoeften er niet toe doen of de moeite waard zijn om rekening mee te houden. Ik trek me die rondslingerende lege flessen en omhoogstaande wc-brillen dus persoonlijk aan. Alsof mijn huisgenoten het expres doen. Als ik mopperend met de tupperwarebakjes en vuile – in een bal opgerolde – sokken aan het gooien ben, probeer ik wanhopig om mezelf te doen gelden. Om aandacht te vragen voor mijn behoeften. Een plek voor mezelf in dit huis (MIJN huis!) op te eisen.
Maar nu komt ‘t, we maken het nog lekker een tikkie moeilijker. Ik mopper en ik gooi en sla met deurtjes, maar als AFP (*) dan komt vragen wat er is, zeg ik: ‘Ach niks, let maar niet op mij.’
(*)Aller Favorieteste Persoon
Ja wat wil je nu dan?! Waarom zeggen we op dat moment niet wat we op ons lever hebben. Waarom zeggen we niet heel gewoon:
Ik vind het niet leuk dat je dit of dat (niet) gedaan hebt, want dat geeft mij het gevoel dat je geen rekening met mij houdt. Ook al weet ik dat je het niet zo bedoelt, toch maakt het me dan boos en verdrietig.
Waarom zeg ik dat niet? Nou, precies om dat laatste. Omdat ik ergens ook wel weet dat mijn huisgenoten het niet met opzet doen om mij te jennen. Omdat ik ook wel zie dat ik met twee maten meet (mijn eigen zooi is ok, hun zooi is onacceptabel). Omdat ik niet die stereotiepe vrouw wil zijn die alsmaar zeurt over vuilniszakken en wcbrillen.
Omdat boos zijn niet mag.
Ik ben bang voor mijn eigen boosheid. Voor het uiten van die boosheid. Die boosheid zit er al, zat er al lang voor ik mij geconfronteerd zag met wc-brillen, lege flessen en zwervende boterkuipjes. Emotie komt namelijk altijd van binnenuit, niet van buitenaf. Niet voor niets zeggen we dat een gebeurtenis een emotie ‘oproept’. De rondslingerende rommel maakt je niet boos, het maakt boosheid in je wakker. Een emotie die in ons binnenste lag te slapen waar we ons tot dan toe niet bewust van waren of genoeg aandacht aan schonken. In een onbewaakt ogenblik worden we geprikt en is het niet Doornroosje die gaat sluimeren, maar de draak die brullend ontwaakt. En ik ben bang hoe anderen op die brullende draak zullen reageren. Bang dat AFP op zijn beurt boos wordt. Die van binnen ben ik bang dat hij mij dan zat wordt en verlaat.
Maar meer nog ben ik bang dat ik, als ik die boosheid toelaat, zelf die grens bereik en vertrekken wil…
We denken namelijk vaak dat we bang zijn voor de ander, maar eigenlijk zijn we bang voor onszelf. Bang voor wie we eigenlijk zijn en waar we toe in staan zijn. We denken dat we niet serieus genomen worden door de ander (valt vaak reuze mee), maar eigenlijk nemen wij onszelf niet serieus (en projecteren dat gevoel vervolgens op de ander). We doen onszelf tekort, negeren of bagatelliseren wat er in ons omgaat of zijn er ons helemaal niet van bewust. Kortom, we zorgen niet voor onszelf maar verwachten dat de ander dat voor ons doet. We gaan krampachtig eisen van de ander wat we onszelf niet gunnen. Eisen vanuit angst werkt alleen helaas niet…
Wat werkt wel?
Katten zijn mooie wezens waarvan je veel kunt leren. Ik ben dol op katten en zoals veel kattenliefhebbers heb ik de neiging om direct op zo’n beestje af te gaan om het te aaien. Ik steek mijn hand uit en lispel lieve woordjes. Kom dan, poes poes poes. Wat doet een kat dan? Die peert ‘m. Geen soesa aan mijn staart aub! Maar negeer je een kat en ga je ergens zitten zonder het dier ook maar enige aandacht te schenken (zoals veel mensen die niet van katten houden doen), dan is de kans groot dat het beestje op je schoot kruipt. Katten geven wanneer er niets van ze wordt gevraagd of geëist. En daarmee zijn katten ware levenskunstenaars, want zo werkt het leven ook.
Pas wanneer ik mijn eigen behoeften serieus neem, pas wanneer ik mij acties van anderen niet meer persoonlijk aantrek en ze verbindt met mijn gevoel van eigenwaarde, pas wanneer het me in die zin niks meer kan schelen wat de ander doet, pas dan zal er als vanzelf wat gaan veranderen.
Zover ben ik nog lang niet, dat geef ik grif toe en dat is ook niet erg. Voor nu heb ik daarom bewust gekozen voor een tussenweg (en die ook uitgelegd aan de huisgenoten!) Zo hangt de wc vol ludieke posters die mijn medetoiletgebruikers eraan herinneren dat er ook prinses in huis woont. Een prinses die af en toe even de draak in zichzelf laat brullen en ondertussen werkt aan het vinden van haar innerlijke rust.
Wat een feest van herkenning. En wat een mooi inzicht ook!